Concert voor Harry (fragment)
(…) De kamer van Harry is ruim en licht en heeft een groot raam op het westen. Tegen de lange wand staat een bed. Er ligt een man in; een gewone man in een gewone blauwe pyjama. Hij ligt op zijn rug, de ogen gesloten. Het dekbed is opgetrokken tot onder zijn oksels. Zijn handen liggen gevouwen op zijn buik en zijn bloedeloze gezicht drukt ontspanning uit.
Wat heeft deze man veel te verstouwen gehad, schiet Erwin te binnen. Hem bekruipt een gevoel van schuld, schuld dat hem niets mankeert, dat hij gezonde kinderen heeft, dat hij aan het sterfbed staat van iemand van zijn eigen leeftijd, van iemand die al vanaf zijn geboorte verdoemd was. Niemand verdient het om geen geluk te hebben. Hij rilt het ongenoegen van zich af.
Bij het raam zit een oudere vrouw, gekleed in zwart. Haar ogen zijn gezwollen, haar handen liggen in haar schoot. Erwin condoleert haar.
‘Ach,’ zegt ze, ‘de dood is ’t beste wat Harry nog kon overkomen. God heeft hem een vredig einde cadeau gedaan.’ Haar blik zakt naar de twee trouwringen aan haar vinger. ‘Ik zal u besparen hoe mijn man gestorven is,’ zegt ze zacht. Marjolein gaat naast de oude vrouw staan en legt een hand op haar schouder. De vrouw heft haar hoofd en glimlacht naar haar.
Yvonne draait zich om naar het bed en gaat bij het hoofdeinde staan. Met haar hand veegt ze een denkbeeldige lok op Harry’s voorhoofd opzij. Dan buigt ze zich voorover naar zijn oor en begint te fluisteren. Erwin verstaat alleen: ‘… groeten aan Coltrane…’. Yvonne komt weer overeind en blijft staan. Ze lijkt te wachten. Op een antwoord?
Opnieuw buigt Yvonne zich voorover en drukt een kus op Harry’s voorhoofd. Dan stapt ze weg van het bed en pakt haar gitaar. Erwin hangt zijn basgitaar om. De zangeressen gaan naast elkaar staan, arm in arm. Yvonne concentreert zich op haar intro. Dan begint ze te tokkelen. De eerste trillingen van de snaren zijn fluisterzacht. De volgende tonen klinken steeds iets luider. Na vier maten valt Erwin in; op tijd.
Saskia zingt het eerste couplet. So close no matter how far, couldn’t be much more from the heart. Het refrein zingen de zangeressen tweestemmig. Het samenspel klinkt hecht.
Een golf van warmte welt op in Erwins hoofd en trekt door zijn lichaam. Hij kijkt om zich heen: iedereen lijkt op z’n gemak. Marjolein knijpt haar ogen tot spleetjes. Erwin volgt haar blik in de richting van het bed. Daar ligt Harry, rustig, vredig, als wil hij naar buiten kijken, wil hij staren naar de grijze lucht boven het verpleeghuis, boven de velden, boven de verkeerslichten van knooppunt Hooipolder.
No matter how far, denkt Erwin, wij zijn hier en spelen. Wij spelen voor Harry. Nothing else matters.